Utrecht en het slavernijverleden
“Voorzitter, even terugkijkend naar mijn schooltijd… Ik heb op een lagere school en een middelbare school gezeten waar de rijkdom van de Gouden eeuw, met de VOC en de WIC, breed uit werd gemeten en met vaderlandse trots werd geëtaleerd… maar de achterkant van deze geschiedenis werd bewust of onbewust verzwegen…" Zo begonnen wij onze bijdrage over het Utrechtse slavernijverleden....
Op verzoek van de Utrechtse gemeenteraad hebben historici van de Universiteit van Utrecht een onderzoek uitgevoerd naar het Utrechtse slavernijverleden. De resultaten van dit onderzoek zijn gebundeld in het boek ‘Slavernij en de stad Utrecht’, onder redactie van Nancy Jouwe, Matthijs Kuipers en Remco Raben. Meer informatie over dit boek is te vinden op de speciale website https://sporenvanslavernijutrecht.nl/
Het nieuwe onderzoek wijst uit dat ook het provinciaal bestuur, dat wil zeggen de Staten van Utrecht, destijds in formele, institutionele zin betrokken was bij de slavernij. En zo kon het gebeuren dat een Statenbrief van het college met informatie over het onderzoek en een eerste aanzet tot doordenking zomaar op de agenda van de een Statenvergadering belandde. Het werd een debat over een beladen thema. Dit debat krijgt binnenkort een vervolg, als ons college opnieuw hierover met Provinciale Staten in gesprek gaat. Hieronder volgt alvast onze eerste bijdrage aan het debat over ‘het Utrechtse slavernijverleden.
Nelly de Haan
“Voorzitter, even terugkijkend naar mijn schooltijd… Ik heb op een lagere school en een middelbare school gezeten waar de rijkdom van de Gouden eeuw, met de VOC en de WIC, breed uit werd gemeten en met vaderlandse trots werd geëtaleerd… maar de achterkant van deze geschiedenis werd bewust of onbewust verzwegen…
We zijn nu dertig, veertig jaar verder. De tijd, het belang en het inzicht schrijdt voort. Als ChristenUnie willen we niet gemakzuchtig omgaan met de zwarte bladzijden uit onze geschiedenis. Het onderwerp is te groot, om ook in provinciaal verband zomaar naast ons neer te leggen.
Het begint wat ons betreft met bewustwording en erkenning. Wij voelen in ieder geval een verantwoordelijkheid om met elkaar stil te staan bij de vraag hoe we in onze tijd met dit verleden kunnen en willen omgaan. Het goede aan het boek ‘Slavernij en de stad Utrecht’ is dat het thema heel dichtbij wordt gehaald, door het slavernijverleden en de sporen daarvan te specificeren naar de Utrechtse situatie.
En daar waar we nu vaak strikt gemeente en provincie onderscheiden, was dat in de vijftiende tot de zeventiende eeuw niet het geval. Niet alleen in allerlei bestuurlijke posities, maar ook veel breder in de kerken van destijds was het slavernijverleden aanwezig. En in de ruimtelijke component van - vaak prachtige - panden in de binnenstad en de buitenplaatsen in de omgeving zijn sporen van het slavernijverleden nog altijd zichtbaar.
Daarom waarderen wij de insteek van het college om te zoeken naar een betekenisvolle wijze om een en ander inhoud en vorm te geven. De ChristenUnie zou zich niet alleen willen richten op vormen waarin recht wordt gedaan aan het verleden, maar ook zoeken naar de legacy van deze geschiedenis voor de tijd waarin wij nu leven”.
Daarom sluiten we onze bijdrage af met het meegeven van een aantal suggesties. De herdenking van de afschaffing van de Slavernij - 1 juli 1863 - keti koti - is wat ons betreft een mogelijkheid om provincie aan te haken bij de viering in de stad Utrecht. Ook in de tijd van nu zien we vormen van moderne slavernij - in het kader van uitbuiting, gedwongen prostitutie - maar ook in het economische speelveld met beloning en huisvesting, van bijvoorbeeld seizoensarbeiders. Is het college het met ons eens dat er kansen liggen in het programma Economie en arbeidsmarktbeleid? En in de Sociale agenda zien we haakjes op thema’s als discriminatie en uitsluiting.”