Vriendschapsrelatie met Guangdong blijft in slaap

jeroen met boek uit lowres IMG_4148.jpg
4 Jeroen van Oort Profielfotos liggend 10.jpg
Door Jeroen van Oort op 18 november 2020 om 22:10

Vriendschapsrelatie met Guangdong blijft in slaap

Tijdens de statenvergadering van woensdag 18 november 2020 debatteerden Provinciale Staten eindelijk over de vriendschapsrelatie met de Chinese provincie Guangdong. Eindelijk, want door de COVID19-maatregelen is het debat lang uitgesteld…

De ChristenUnie is, ook in vorige Statenperioden, altijd heel kritisch geweest op de relatie met een Chinese overheid. Immers, de Chinese Communistische Partij is niet democratisch gekozen, schendt mensenrechten, schendt arbeidsrechten en vervolgt volgelingen van verschillende religies. Van die laatste groep zijn de Oeigoeren momenteel het meest zichtbaar. Vele duizenden zijn weggevoerd naar heropvoedingskampen en er zijn veel getuigenissen van slachtoffers van gedwongen sterilisatie. Aanhangers van de falun gong zouden levend zijn gebruikt voor orgaantransplantaties, vanzelfsprekend met de dood tot gevolg.

Ook de regering van de provincie Guangdong zelf, vanzelfsprekend bestaand uit leden van de Chinese Communistische Partij, laat zich niet onbetuigd. Zo verdwenen de arbeidsrechtenvoorvechters Wei Zhili en Ke Chengbing vorig jaar maart onder directe verantwoordelijkheid van de regering van Guangdong. Geheel tegen het internationaal recht was hun verblijfplaats niet bekend en was er ook geen aanklacht. Dezelfde regering dus waar het provinciebestuur van Utrecht vrienden mee is.

Zowel in de commissiebehandeling als in de Statenvergadering werd er door de verschillende partijen goed naar elkaar geluisterd. Eigenlijk zonder uitzondering veroordelen de Statenleden de Chinese praktijken. Een amendement van de ChristenUnie om de relatie helemaal te beëindigen, vond echter niet genoeg steun.

In coalitieverband heeft de ChristenUnie geprobeerd een compromis te bereiken, waarin nog wel een poging gewaagd zou worden de regering van Guangdong – en daarmee dus de Chinese Communistische Partij – tot naleven van rechten te bewegen. Onze fractie denkt dat dit onbegonnen werk is, en wil daarom alleen meewerken aan een dergelijke tekst als zo’n wens heel SMART geformuleerd wordt. Dat betekent dat de amendementstekst “… waarin wordt benoemd dat we in onze relatie nadrukkelijk aandacht gaan hebben voor mensenrechten, zoals benoemd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens…” voor ons onvoldoende is. Immers, ook de Chinese overheid heeft deze verklaring getekend, maar handelt er niet naar.

Voor onze fractie is het belangrijk dat – als andere partijen dan toch per se nog een keer met de Chinese Communistische Partij over de Utrechtse relatie met Guangdong willen spreken – de tekst zo wordt geformuleerd, dat er geen misverstand mogelijk is. Bijvoorbeeld: “Voorwaardelijk voor de relatie tussen de provincies Guangdong en Utrecht is de erkenning en naleving van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, naar de uitleg van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en zoals geïmplementeerd in de Europese Unie.” Ook vinden wij dat er in een Statenbesluit een einddatum moet worden meegegeven aan de pogingen van het Utrechtse College om tot een dergelijk verdrag te komen, bijvoorbeeld uiterlijk binnen een jaar.

Uiteindelijk heeft de ChristenUnie in de besluitvorming strategisch gestemd. Nadat ons eigen voorstel werd verworpen, hebben wij wel vóór het amendement van GroenLinks, D66, CDA en SP gestemd, omdat het besluit met deze wijziging weliswaar voor ons onvoldoende, maar wel beter werd dan het was. Er bestond immers een risico dat er een meerderheid zou kunnen ontstaan voor het oorspronkelijke Statenvoorstel. We hebben vervolgens wel tegen het geamendeerde Statenvoorstel gestemd. Hierdoor hebben Provinciale Staten de gevraagde evaluatie volgens onze motie 56 van een jaar geleden niet vastgesteld, en is er een wat vage situatie ontstaan waarin de relatie met Guangdong in slaap blijft. Het College zal nu ongetwijfeld aan een nieuw voorstel gaan werken, waarbij het signaal van Provinciale Staten wel heel helder is: mensenrechten zijn belangrijker dan economie. Een signaal waarvan we geloven dat het College dat zelf ook omarmt. Dat is een flinke koerswijziging ten opzichte van eerdere colleges, en daar zijn wij dankbaar voor. In dat opzicht zien we de toekomst daarom met vertrouwen tegemoet.

Met vriendelijke groet, Jeroen van Oort